MC vragen: Theorie
Vorm van een meerkeuzevraag / multiple choice vraag / MCQ:
Een standaard meerkeuzevraag ziet er vaak alsvolgt uit:
In welke provincie ligt het dorp Herpen?
a) Gelderland
b) Utrecht
c) Zeeland
d) Noord-Brabant*
We onderscheiden verschillende onderdelen van de meerkeuzevraag:
Stam: “In welke provincie ligt het dorp Herpen?” Deze heeft vaak de vorm van een vraag maar kan ook een incomplete zin zijn. Bijvoorbeeld: “Het dorp Herpen ligt in de provincie”
Antwoordmogelijkheden: a, b, c en d
De antwoordmogelijkheden zijn vervolgens onder te verdelen in:
Beste antwoord: Noord-Brabant
Afleiders: Gelderland, Utrecht en Zeeland
Het doel van de afleiders is om een plausibel antwoordalternatief te laten zien, voor studenten die de stof niet beheersen. Voor studenten die de stof wel beheersen zou een afleider juist minder plausibel moeten zijn.
Afstemming op leerdoelen
Bij het formuleren van toetsvragen is het van belang om altijd de leerdoelen van de cursus als uitgangspunt te nemen. Zie hiervoor het filmpje ‘Wat kenmerkt een goed leerdoel?‘ en de module over de toetsmatrijs. Omdat een toets met meerkeuzevragen vaak een grote hoeveelheid vragen bevat is het goed om in de gaten te houden of de vragen de stof voldoende dekken en of sommige onderwerpen over- of ondergerepresenteerd zijn.
Voordelen
- Beperkte nakijktijd
- De psychometrische kwaliteit van toetsvragen (d.m.v. statistische analyses) kan geanalyseerd worden (zie webworkshop “Kwaliteit van toetsen, fragment statistische analyses”)
- Omdat het beantwoorden van de vragen relatief weinig tijd kost kunnen er veel vragen opgenomen worden in de toets. Dit komt de betrouwbaarheid ten goede en zorgt ervoor dat een groot deel van de leerdoelen afgedekt kan worden.
- Meerkeuzevragen kunnen ook worden ingezet om hogere denkprocessen (begrip, toepassing en evaluatie) te toetsen (filmpje volgt in december 2011). Zie ook webworkshop 5 Basisstappen, fragment leerdoelen.
- Vragen kunnen worden bijgehouden in een databank en eenvoudig worden herbruikt.
- Meerkeuzevragen bieden de mogelijkheid om de toets digitaal af te nemen.
Nadelen
- Het formuleren van goede toetsvragen is erg tijdrovend. Onderzoek van Ten Cate en collega’s (2008) liet zien dat bij de meeste toetsen die zij analyseerden een van de drie afleiders zo onwaarschijnlijk was dat deze nauwelijks werd gekozen door studenten. Zo’n afleider heeft dan een beperkte discriminerende waarde. Voor richtlijnen voor het formuleren van een goede meerkeuzevraag zie hier.
- Ook al kunnen met MCQs ook hogere denkprocessen getoetst worden, dat geldt niet voor leeruitkomsten zoals: creativiteit, toelichting geven, schrijfvaardigheid. Het gaat immers om het herkennen van het goede antwoord en niet om het zelfstandig creeren ervan.
Verschillende typen vragen
- Single best answer / Een goed antwoord: Bij dit vraagtype is slechts een van de antwoordwoordmogelijkheden het goede antwoord.
- Best answer / Beste antwoord: Bij dit vraagtype zouden meerdere antwoordmogelijkheden goed kunnen zijn, maar is het aan de student om het beste antwoord te selecteren.
- Negative answer / Minst goede antwoord: Bij dit vraagtype moet de student het meest slechte antwoord formuleren.Dit vraagtype wordt niet geadviseerd te gebruiken, het is beter om de aandacht van de student te richten op het juiste antwoord.
- Multiple response / Meervoudig antwoord: Bij dit vraagtype kunnen meerdere antwoordmogelijkheden goed zijn en geselecteerd worden.
- Combined response / Gecombineerd antwoord: Bij dit vraagtype worden bijvoorbeeld drie antwoorden geformuleerd en kan de student vervolgens kiezen uit dit type antwoordmogelijkheden: 1 en 2 zijn juist, 3 is onjuist / 1, 2 en 3 zijn juist / Alleen 2 is juist. Dit vraagtype wordt niet geadviseerd te gebruiken omdat het beperkte aantal antwoordmogelijkheden vaak al een hint bevat over het goede antwoord. In dit geval kan beter gekozen worden voor drie goed-fout vragen.
- True-False / Goed-fout vraag: Bij dit vraagtype geeft de student van een bewering of stelling aan of deze goed of fout is.